Uw woning inmeten kunt u heel goed zelf. Aan de hand van deze handleiding geven we stap voor stap een omschrijving voor de juiste werkwijze.
Bij het inmeten van de woning is het van belang gestructureerd te werk te gaan. U begint op de begane grond, daarna meet u de eerste verdieping in en eventueel daarna een tweede verdieping of zolder. De eerste maat die u meet is de totale inwendige lengtemaat en de totale inwendige breedtemaat. U tekent op schaal 1:100 een kader. 1 millimeter staat dan voor 10 cm. 1cm staat dan voor 1 meter. Heeft uw woning inwendige maten van 5 bij 10 meter, dan tekent u een rechthoek met afmetingen van 50 bij 100 mm want 5 meter is 5000 mm, 5000÷100 = 50. Teken een omlijning op 3 mm afstand aan de buitenzijde van deze rechthoek. Deze omlijning geeft aan de de buitenmuren een dikte hebben van 30 cm. Wanneer u eenvoudig de buitenmaat van de woning kunt opmeten dan is de muurdikte ook eenvoudig te bepalen met de som buitenmaat - binnenmaat ÷ 2 Dit is de basis van de plattegrond. Aan weerszijden en boven en onder de plattegrond tekent u op 1, 2, 3 en 4 cm afstand van de buitenwand een maatlijn. De buitenste lijn gebruikt u om de hoofdmaten te noteren. De tweede lijn voor de binnenwanden, de derde lijn voor binnendeuren en de binnenste lijn voor de buitenkozijnen.
Nu de basis van de plattegrond is getekend kunnen de binnenwanden worden ingemeten. Meet de afstand tussen twee binnenwanden en teken op de plattegrond een stip ter plaatse van de aanzet van de wand. Meet de lengte van de betreffende binnenwand en teken de wand op de plattegrond in. We gaan er van uit dat de binnenwanden haakse hoeken hebben ten opzichte van elkaar. Niet dragende binnenwanden hebben meestal een dikte van 70 mm. U tekent schaal 1 op 100 dus dat betekent dat de muur 0,7 mm dik wordt. Voor het gemak houdt u daarvoor 1 mm aan.
Heeft u alle binnenwanden ingetekend dan kunt u de deuren gaan inmeten. Maak een apart A4 kozijnblad met 5 kolommen. Boven de kolommen zet u de volgende omschrijvingen; objectcode, breedte, hoogte onderkant, hoogte bovenkant en tekening. U nummert de deuren met D1, D2 etc. Deze nummering zet u zowel in de kolom objectcode als ook op de plattegrond bij de betreffende deur. Meet de afstand van een deurstijl tot de hoek van een binnenwand en teken de deur in. Let daarbij ook op de draairichting van de deur. Zet de betreffende maat bij de binnenwand op de derde maatlijn in de plattegrond. Vul daarna op het kozijnblad de gevraagde data in. Eventueel kunt u in de laatste kolom een schetsje maken van de verdeling van glasvlakken, een zijraam of eventueel een bovenlicht.
Bij kozijnen gaat u hetzelfde te werk als bij het inmeten van deuren. De maten noteert u bij de binnenste maatlijn. In de plattegrond benoemt u de kozijnen als K1, K2 etc. Op het kozijnblad voert u de breedte, de hoogte, de maat van de vloer tot de onderzijde van het kozijn en de maat vanaf de vloer tot de bovenzijde van het kozijn. Verder is het verstandig een schets te maken van het aanzicht van het kozijn. Hier tekent u eventuele glasvlakken, draaiende delen, tussenkalven en tussenstijlen.
Meet de keuken in en teken de hoofdvorm van de keuken. Teken ook de plek van het kooktoestel, de gootsteen, de plek van de koelkast en de vaatwasser. De koelkast geeft u aan met de letters KK. De vaatwasser wordt aangeduidt met de letters VW.
Teken het toilet in en geef ook de plaats van het fonteintje aan. Bij de badkamer tekent u de douchehoek en de wastafel op de juiste plek. Eventueel aanwezig bad kunt u ook intekenen.
De plaats van de meterkast geeft u aan met de letters mk.
Wanneer en wasmachine en of wasdroger aanwezig is tekent u een rechthoek van 6 bij 6 mm en noteert u daarbij de tekst WM en of WD. Daarbij staat WM voor wasmachine en WD voor wasdroger. Eventueel kunt u ook een uitstortgootsteen aangeven op tekening.
Heeft u een garage? De buiten en binnenwanden heeft u in voorgaande stappen al uitgetekent.
Controleer of u elke ruimte heeft benoemt. Voorbeelden van benamingen zijn woonkamer, keuken, hal, overloop, wc, bijkeuken, garage, badkamer, overloop, meterkast, kantoor, slaapkamer, berging.
Er zijn verschillende soorten trappen. Bekende trapvormen zijn de steektrap, spiltrap, trap met onderkwart en trap met boven en onderkwart. In het overzicht met trappen ziet u hoe u de trap tekent.
Waarschijnlijk heeft u de wanden van de schacht al ingetekent bij de stap "binnenwanden intekenen". De schacht zelf geeft u aan met een kruis.
Radiatoren, vloerverdelers, etc worden niet in de floorplanner plattegronden weergegeven. Eventueel kunt u er voor kiezen deze aan te geven met het daarvoor bestemde symbool.
Schakelaars, lichtpunten en stopcontacten worden niet in de floorplanner plattegronden weergegeven. Ook deze elementen zou u kunnen intekenen in de plattegronden. U gebruikt daarvoor de daarvoor bestemde symbolen.
Het inmeten van de verdieping gaat min of meer op dezelfde wijze als het inmeten van de begane grond. Daarbij komen een aantal extra elementen aan bod. Heeft uw woning een zadelkap en is de goothoogte kleiner dan 3,5 m¹. Dan komt u op de verdieping schuine dakvlakken tegen die u op tekening kunt aangeven. De basis van de plattegrond van de verdieping is de plattegrond van de begane grond. Geef de maten van de wanden aan waarbij de hoogte ten opzichte van de vloer hoger is dan 1,5 m¹. Alle delen van de binnenwanden die lager zijn dan 1,5 m¹ verdwijnen onder de arcering die het schuine dak aangeven.
U meet de breedte van de dakkapel. De breedte van de dakkapel tekent u zoals u een buitenwand met kozijn zal tekenen. U tekent de wanden ca. 1 cm de hoek om en breekt deze af met een schuine stippellijn. De maten van de kozijnen noteert u op het kozijnblad. Gebruik de binnenste maatlijn om de maatvoering aan te geven.
U meet de breedte en de hoogte van het dakraam. Noteer deze op het kozijnblad en schrijf de naam in de plattegrond.
Een vide geeft u in de plattegrond aan met een kruis. Het kruis staat op de plaats waar het plafond ontbreekt.
Is er een vaste trap naar zolder, dan tekent u deze in op dezelfde wijze als hiervoor aangegeven. Een vlieringtrap geeft u aan met het daarvoor bestemde symbool.
Bij het tekenen van floorplanner plattegronden hebben alle wanden een vaste hoogte van 2,8 m¹. Ook wanden op een eerste of tweede verdieping met een zadelkap. Een doorsnede is dan niet noodzakelijk. Wij kunnen naast floorplanner plattegronden ook interieur impressies maken van ruimtes zonder horizontaal plafond, dus bijvoorbeeld van een zolderkamer met schuine dakvlakken. In dat geval is een doorsnede benodigt. Daarop staat dakhelling, de hoogte van eventuele knieschotten en de nokhoogte.
Neem voor meer informatie telefonisch contact op 0645306528 of stuur een email naar info@3dl.nl
Biesbosch 27 Hoogeveen - info @3dl .nl kvk:70482373 tel 0645306528 3DL